In onzekere tijden stijgt de behoefte aan een plot, want dat houdt alles bij elkaar
Een plot houdt de boel bij elkaar, stuwt een verhaal voort en kan het gevoel geven dat een groter plan alle problemen verklaart. Vandaar dat het in onzekere tijden zo aantrekkelijk is. Misdaadschrijver Charles den Tex buigt zich over de vraag wat een plot nu eigenlijk is. Met een belangrijke rol voor een dure soort zout.
In onzekere tijden stijgt de behoefte aan een plot, aan een plan waarmee onze problemen kunnen worden verklaard en aangepakt. Deze krant heeft zelfs een rubriek gewijd aan de plot achter de covid-19-pandemie. Die rubriek is humoristisch bedoeld, maar aan de hoeveelheid varianten van plot die erin naar voren komen, kun je zien hoe het leeft. Ook in de politiek eisen we heldere taal, klare lijn en verklaring van de problemen. Thierry Baudet vaart er wel bij, met zijn partijkartel is hij de plotmaster van nu. Daarmee rijst de vraag wat een plot nu eigenlijk is en of men zich ook een beetje houdt aan het eigen plot.
‘Life is what happens while you were busy making other plans.’ Deze uitspraak wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan John Lennon, in werkelijkheid werd hij voor het eerst door Allen Saunders gebruikt in een editie van Reader’s Digest in 1957, en dat betekent dat de uitspraak al vijfentwintig jaar ouder is dan vaak gedacht. En het is onzin, het suggereert namelijk dat er geen relatie is tussen de plannen die je maakt en het leven dat gebeurt. Dat is niet alleen stom, erger, het is anti-plot. Als je dag in dag uit op de bank blijft hangen, gebeurt het leven niet. Het leven bestaat juist uit plannen maken, kijken hoe ver je daarmee komt of hoe jammerlijk het plan mislukt en dan nieuwe plannen maken. ‘What happens while you were busy making plans’ is niet ‘life’, maar dat zijn de plotwendingen en de twists.
De Amerikaanse schrijver Don DeLillo zag het heel anders: ‘To plot is to live. Het leven begint in chaos, met gebrabbel. Naarmate we verder komen, proberen we vorm te geven aan het leven, een plan te maken. Dat heeft een zekere waardigheid. Je hele leven is een plot, een plan, een verbeelding. Het is een mislukt plot, maar dat doet er niet toe. Wie plot bevestigt het leven, die probeert er iets van te maken.’ Dat is misschien wel het beste dat er ooit over is gezegd. To plot is to live … It is a failed plot. Het plan dat je maakt mislukt en mislukt nog een keer en nog een keer. Dat is de kern van elk plot.
De wereld zit niet in elkaar
‘Maar het leven heeft geen plot’, hoor je dan. ‘Zo zit de wereld niet in elkaar.’ Ook dit is anti-plot. Zonder het te weten heeft de spreker echter gelijk, want de wereld zit inderdaad niet in elkaar. De wereld zit uit elkaar. Ik maak vaak de vergelijking tussen schrijven en het werk in de keuken, daar is het precies hetzelfde: het eten zit uit elkaar, je begint met een aanrecht vol ingrediënten en alle messen en pannen die je nodig hebt. Alles ligt uit elkaar. In het leven en aan de schrijftafel is het net zo: het verhaal, het boek, zit uit elkaar. Elke dag heb je de opdracht om datgene wat je aan ideeën, aantekeningen en ingrediënten hebt op de een of andere manier in elkaar te draaien tot eten, tot een boek. Een plot. Als je dat niet doet, blijft het allemaal uit elkaar liggen.
The plot en to plot. In Nederland hebben we het over plot en plotten, die twee zijn niet hetzelfde. Plot is het recept en plotten is koken. En net zoals koken niet de werkwoordsvorm is van recept, zo is plotten niet de werkwoordsvorm van plot.
Het recept geeft alle ingrediënten op een rijtje, hoeveel van dit en hoeveel van dat, het hoofdbestanddeel, de kruiden, de kooktijd, alles. Je hoeft het alleen nog te maken. Terwijl je bezig bent in de keuken moet je bedenken of het gerecht (of het menu) niet toch beter kan, of je met een wisseling van ingrediënten niet meer kunt verrassen. Een recept kan nog zo goed zijn, als je gaat koken kun je nog van alles veranderen. Het recept is de handleiding, het koken is het werk.
De plot geeft je de belangrijkste gebeurtenissen en personages op een rijtje, waar je begint en waar je eindigt, wie doet wat, hoeveel doden, wie achtervolgt wie, wanneer, waar en hoe wordt de dader gepakt (of niet). Als je dat eenmaal hebt, hoef je het alleen nog te schrijven (bij wijze van spreken).
Aan de schrijftafel begint het werk, elke dag moet je kijken of het verhaal wel de goeie kant op gaat, of je tevreden bent met wat eruit komt, of het verrassend genoeg is, spannend genoeg, interessant genoeg. Door een gebeurtenis of actie wordt het verhaal in beweging gezet. Aan de hand van de plot weet je waar je heen moet, maar als het verhaal eenmaal in beweging is, moet je die beweging blijven volgen en sturen. En soms stuurt de beweging jou. Dat is plotten.
Strevende personages
‘To plot is to live.’ Thomas Rosenboom en Renate Dorrestein zeggen dat je een ‘strevend personage’ moet hebben. De hoofdpersoon moet iets willen en door tegenslag raakt zij er alleen maar meer van overtuigd dat ze haar doel wil bereiken.
Bij plot denken mensen vaak aan een detective, behalve de Whodunnit is er de Whydunnit, de Willhedoit, de Whatthefuckhappened, de Willitwork en nog een paar varianten. Wie heeft de moord gepleegd? Waar is het geld heen? Does he get the girl? Soms wordt de plot gesteund door een twist. De plot is dan: Does he get the girl, of andersom (het probleem dat moet worden opgelost). De twist is dat de girl een boy blijkt (of andersom).
Patrica Highsmith, een van de beste schrijvers van psychologische thrillers, heeft ooit een boek geschreven over het plotten en schrijven van thrillers (Plotting and Writing Suspense Fiction, 1966). Het boek heeft twaalf hoofdstukken en hoofdstuk 5 gaat over plot. Het is acht pagina’s lang. Het is een leuk hoofdstuk waarin ze onder andere vertelt over het gebruik van toeval en voorbeelden geeft uit haar boeken, maar alles bij elkaar is het verbazingwekkend weinig voor iemand met zo’n statuur in de thrillerwereld. Iedereen is het erover eens dat plot belangrijk is, maar wat is het eigenlijk?
Plot is de reddende engel van veel verhalen. Net zoals een recept de redder is van een gerecht. Een slecht literair boek zonder plot is vaak slechter dan een slechte thriller met plot. Dat klinkt lullig, maar het is wel waar. Het verschil tussen literair (opgebouwd vanuit een personage) en thriller (opgebouwd vanuit een plot) zit hem precies daarin. Een literair personage heeft een interne drijfveer om iets te doen. Die zit in het karakter van het personage, een angst die overwonnen moet worden, een trauma dat moet worden opgelost, een moeilijke jeugd waarvan afscheid moet worden genomen, een groot verlies dat moet worden verwerkt of iets dergelijks, waardoor ze voornamelijk plotloos in het leven hangen.
‘Meestal heb ik niet eens een plot’, zei Norman Mailer, en John Cheever deed er nog een schepje bovenop: ‘Ik gebruik nooit een plot, met plot krijg je narratief en allerlei andere shit.’ Voor literaire schrijvers staat een plot vaak in de weg van de personages en hun worsteling met hun emoties en frustraties en ambities. Eerlijk en open over je diepste zieleroerselen schrijven is moeilijk, dat is waar. Toch zijn veel schrijvers ook een beetje bang van plot. Dat is goed, want bange schrijvers zijn meestal betere schrijvers.
Een plot is geen formule
Een plot verschaft een externe drijfveer voor de hoofdpersoon om iets te doen, een geheim dat moet worden ontdekt, een spion die moet worden ontmaskerd, een moordenaar die moet worden gepakt. Een literaire thriller combineert een innerlijke drijfveer met de externe en geeft de hoofdpersoon liefst ook nog een persoonlijk probleem mee – zoals de alcoholistische depressieve commissaris wiens vrouw hem dreigt te verlaten.
Maar plot is geen formule, het is een gegeven waarin iets niet klopt en waar je een verhaal voor moet vertellen om dat uit te leggen en op te lossen, een geheim dat ontrafeld moet worden. Dat ontrafelen wordt bemoeilijkt door allerlei dilemma’s waar de hoofdpersoon mee te maken krijgt. Er is een doel plus een reeks obstakels, en bij elk van die obstakels verzint de schrijver een oplossing voor het probleem waarbij er tegelijk een ander, groter probleem wordt gecreëerd. Tot de ontknoping.
Zo gaat het ook in de keuken. Je hebt de externe factoren (wat is er verkrijgbaar) en de interne (wat vind ik lekker). Elke chef gaat op zoek naar zijn ingrediënten, en natuurlijk naar killer-ingrediënten. Ingrediënten waarmee hij het verschil kan maken. De oplichters en de moordenaars. De smaken waarmee je de plot open gooit. Sterke smaken liefst in onverwachte combinaties. Knoflook, Spaanse peper, vissaus, ansjovis, gember.
Koks hanteren vaak een eenvoudige regel: gebruik alleen de beste ingrediënten. Dat is echter ook een gevaarlijke regel, voor je het weet, wil je alleen nog Japans Wagyu rundvlees met Maldon zout. En dan vraag je: wat is Maldon zout? Het zijn, ik citeer de verpakking: ‘zeezout-flakes, met de hand geoogste zoutvlokken, knapperig met een frisse intensiteit’. En waar smaakt dat dan naar? Vooral naar zout, de rest is marketing, à € 3 per 125 gram. Voor zout. Daarmee is het een beladen plotelement. Je moet dus oppassen, ingrediënten zijn belangrijk en de kwaliteit ervan ook, maar meestal zijn het de bereiding en de combinaties waar het om gaat. Een achtervolgingsscène is cliché, afgezaagd en achterhaald. Voor een goeie thriller moet je op zoek naar betere ingrediënten, zou je kunnen denken. Maar dat is niet altijd waar. In CEL (2007) combineerde ik een oud ingrediënt met een onverwachte locatie: een achtervolgingsscène van twee SUV’s door de Westlandse kassen.
Een zinnetje van niks
Maldon zout is een voorbeeld van een ingrediënt waarvan de kwaliteit meestal te hoog is voor het gerecht. Vergelijk het met de winnaar van de Gouden Strop dit jaar, Russisch voor beginners van Dominique Biebau. Het verhaal drijft op één belangrijke component in de plot. Het Maldon zout van Russisch voor beginners is een taal-trucje, slim bedacht alhoewel niet heel geloofwaardig. Het is een bijzonder ingrediënt dat in zijn eentje de plot moet dragen en daar is het niet echt sterk genoeg voor. In de film The Sixth Sense van M. Night Shyalaman is het wel is gelukt. Zijn Maldon zout is het zinnetje I see dead people. Een zinnetje van niks, vier woorden, een snufje zout, denk je, tot je er achter komt hoe het hele verhaal rond dat ene kleine zinnetje is opgebouwd en er geen seconde van afwijkt. Waarmee ik wil zeggen, als je Maldon zout in je plot wilt verwerken moet je het verhaal heel precies uitwerken. Anders kun je beter grof zout gebruiken (€ 0,59 per kilo).
En als de plot eenmaal is neergezet, moet het verhaal dat ook volgen en niet gaan dwalen of halverwege overstappen op een ander plot. Je mag niet zoals Thierry Baudet zeggen dat een vriendin van je in de trein is lastiggevallen door Marokkanen en vervolgens beweren dat het om het idee gaat als blijkt dat de Marokkanen controleurs waren en de vrouw helemaal geen vriendin was. Daarmee toont Baudet zich een schrijver die zijn eigen plot niet respecteert. Veel dieper kun je – literair gezien – niet zakken.
Stel: het verhaal begint met een verhoor in een moordzaak, dan blijft die zaak centraal. Het onderzoek mag wel tot allerlei andere dingen leiden, maar de moord mag niet onopgelost verdwijnen. In mijn laatste boek, Verloren vrouw, is dat de opzet. Iemand wordt verdacht van een moord en die wordt ook opgelost, alleen blijkt het ook om heel andere dingen te gaan. Maar de moord wordt opgelost, zo hoort het, want als de plot eenmaal staat, moet je eten wat de plot schaft.